23-02-2009 - Kitesurfen, Nieuws

Boardshapers: kunstenaars Pur Sang

De mooie lijnen van een board
Je kiteboardplankje, dat je zo nonchalant in het zand neerkwakt en waarmee je wel eens per ongeluk over een strekdam of rots ragt, is ontsproten uit het creatieve brein van de boardshaper. De shaper, die zijn prototypes keer op keer verfijnt en er zijn hele ziel en zaligheid in legt. Access sprak met drie shapers: Bram Hoogendijk, Jinne Sietsma en Eddy Lansink. Voor sommigen (waartoe ik mezelf reken) is het misschien eens tijd voor wat meer eerbied voor je ‘dekkie’?

Jinne Sietsma (39) is de boardshaper voor Brunotti Boards wereldwijd. Een ouwe rot in het vak. Hij bouwt al boards sinds zijn achttiende en nam Brunotti Boards op zijn eenentwintigste over. Dat Jinne zijn sporen ruimschoots verdiend heeft, blijkt wel uit het feit dat toppers zoals Suzy Mai, Luciano Gonzales, Kevin Langeree, Ruben Lenten en Youri Zoon tot zijn klantenkring behoren of behoord hebben.

A: ‘Hoe maak je een goed kiteboard?’
Jinne: ‘Als je minimaal duizend boards geshaped hebt. Het is een professie die je je eigen maakt door het te doen. Je kunt het vergelijken met een beroep als timmerman. Pas na zoveel huizen gebouwd te hebben, weet je hoe je het best kunt bouwen. Voor een shaper geldt dat ook. Door ervaring en veel testen weet je wat je moet veranderen om een board net weer dat beetje extra te geven. We testen elk model zelf. Daarnaast werk ik samen met een heel testteam en geef ik regelmatig testboards mee aan klanten. Zij zijn de markt. Een goed voorbeeld is ons nieuwe model The Bumblebee. Ik liet de klant er een middag op varen en het board verkocht zichzelf. Het is een perfect board voor mensen die geen sicke tricks doen, maar lekker heen en weer willen varen en in de golven willen spelen. Wat je van de vaareigenschappen van een board vindt, is en blijft heel persoonlijk. Toch zit er een lijn in die iedereen prettig en goed vindt. Je hebt veel ervaring nodig om de wensen van je klanten te kunnen vertalen in een goed board.’

A: ‘Wat zijn die wensen voor het komende jaar?’
J: ‘Het gros van kiteboardend Nederland wil één board waarmee je zowel kunt springen als spelen in de golven. De custom boards van vorig jaar waren twintips met een sprankje surf. Volgend jaar is het een surfboard met een sprankje twintip. Dat laatste sprankje heb je nodig om terug te kunnen varen zonder te hoeven gijpen. En om lekker te kunnen springen. Het board dat we dit jaar op de markt brengen is dun, zodat je goed kunt kanten. Het heeft veel flow om het echte surfgevoel te ervaren. Voor extra grip heeft het board een single concaaf. De outline lijkt vooral op een surfboard, maar het board is 1,50 meter bij 42,5 centimeter met een maximale dikte van 16 millimeter dus niet zo groot als een echt surfboard. Daardoor kun je er ook nog mee freeriden en is het wendbaar. Verder heeft het symmetrische voetbanden en vinnetjes in de neus om niet te hoeven gijpen. Een traditionele surfboardis een bijboard voor kiteboarders in Nederland. Wij hebben veel water, maar in verhouding een kleine kustlijn met golven. Het 2008 waveboard is vriendelijk voor twintippers die ook heel graag met de golven willen spelen.’

A: ‘De trend is dus wave. Verdwijnt de twintip?’
J: ‘Nee, zeker niet. Wat ik al zei: veel water, maar een kleine kustlijn met golven. Freestylers willen een twintip om hun tricks zo perfect mogelijk mee te kunnen doen. We hebben de 2007-twintips gefinetuned in 2008. Voor een goede twintip is de basis de afgelopen jaren gelegd. De uitdaging met twintips zit hem nu in het voldoen aan de specifieke eisen van bepaalde groepen rijders. Wil je veel uitgehaakte tricks, zo makkelijk mogelijk landen en een goed pop, dan kies je voor een breed, recht board. Niet te stijf, maar ook zeker niet te flexibel. Te veel flex vertraagt. Wil je hard varen en hoog vliegen dan helpt een wat stijver board. Bovendien kun je met een stijf board makkelijk hoog aan de wind varen. Nadeel is dat je harde landingen hebt en dat veel van je knieën wordt gevraagd.’

A: ‘Kun je wat uitleggen over concaaf en andere technieken die jullie gebruiken om een board bepaalde eigenschappen te geven?’
J: ‘Concaaf zorgt voor meer grip en je planeert eerder. Je board is wel minder los. Teveel concaaf zorgt er ook voor dat je board aan het water plakt als je afzet voor een sprong, dus te diep is ook weer niet goed. Ook channels zorgen voor meer grip. Je vergroot het oppervlak van de bodem van het board wat betere aanplaneereigenschappen creëert. Daarnaast werken channels als een soort extra vin omdat er ‘hoekjes’ in de bodem van het board zitten. Dan heb je voorts nog de outline van een board. Dat is hoe het board er van bovenaf uitziet. Hoe ronder, hoe wendbaarder, maar ook hoe minder hoog aan de wind en minder grip en snelheid. Een ronde neus/tail is speelser en losser. Je kunt wat makkelijker switchen van toenaar heelside. Maar een rechte neus betekent weer een groter oppervlak in tail. Dat is beter voor je pop en het board is dan koersvaster, waardoor je hoger aan de wind vaart. Een flipneusje is om makkelijk door chop heen te kunnen varen zonder in de golf te duiken. Verder spreken we bij een twintip niet over scoop en rocker omdat dit niet opgaat voor een twintip. Die heeft in weze of twee neuzen of twee achterkanten. Ze zijn identiek. We noemen het de rockerline. Dat is in welke mate het board, als je het van de zijkant bekijkt, een bananenronding heeft. Voor het kiteboarden moet je de balans kunnen vinden tussen de losheid op het water en de snelheid, heel veel snelheid.’

A: ‘Met welke materialen werken jullie?’
J: ‘Doordat de laatste jaren de landingen veel harder zijn geworden, omdat de kites laag staan tijdens de landing, moeten boards erg stevig zijn. Schuimkernen konden de krachten niet meer aan. Daarom zijn we overgestapt op een houten kern. Daarover ligt het glasweefsel, dat zorgt voor de sterkte van het board. Het glasweefsel ‘lijm’ je aan het board met epoxy. Epoxy is tweecomponentenhars. De afwerking is folie of schuren en plamuren. Tot slot spuit je het board. Voor kitesurfboards gebruiken we zelden de combinatie kevlar/carbon. Kevlar heeft een hoge impact, een kogelvrij vest is bijvoorbeeld van kevlar/dynema. Carbon is heel stijf en licht, maar breekt als je er een tik op geeft. Deze twee componenten hebben elkaar nodig. Ze geven voornamelijk stevigheid, zoals nodig bij windsurfboards. Een kiteboard is veel kleiner en daarom is hout met een bepaald gewicht van glasweefsel afdoende. We bouwen wel eens een customboard met kevlar en carbon. Dat is dan meer omdat iemand het cool vindt. Of vanwege een speciaal design.’

A: ‘Wat is eigenlijk het verschil tussen jullie custom- en productieboards?’
J: ‘Een customboard is een handgemaakt board dat helemaal aansluit op de specifieke eisen van de klant. Iemand zoekt iets in een board wat hij niet kan vinden in de productie. Wij maken in overleg precies dat board waarnaar deze persoon op zoek is. Bij een handgemaakt board werken we niet met sidewalls. Een sidewall is het geperste laagje plastic dat als rail dient bij een productieboard. Een custom is van hout tot de rail, je kunt daar heel precies mee werken. Omdat er bij productie een plastic laag (topsheet) over zit, kun je geen scherpe channels en andere shapes in je board brengen. Je ben dus een beetje beperkt in je shape.’

 

Bram Hoogendijk (42), architectonisch vormgever, bouwt sinds 1984 zijn eigen boards. Ultralichte juweeltjes, die je bij hoge uitzondering van hem kunt overnemen.

Access: ‘Wat is in jouw ogen een goede shaper?’
Bram: ‘Een board moet mooie lijnen hebben. Een goede shape herken je in mijn ogen aan de mooie, vloeiende lijnen van het board. Een mooi board is een piece of art, vergelijkbaar met de mooie vormen van een aantrekkelijke vrouw.’

A: ‘Wie vind jij een goede shaper?’
B: ‘De Hawaiiaan Jeff Timpone, een boardshaper. Ik had een windsurfboard van Angulo dat mijn hart gestolen had. In ’93 was ik op Hawaii. Daar kwam ik erachter dat Timpone de shaper was van mijn board. Ik heb toen een nieuw board door hem laten bouwen. Prachtig!’

A: ‘Wat was er zo bijzonder aan dat board?’
B: ‘Een strakke shape en technisch mooi gebouwd; licht en sterk. Iets wat ik nu ook graag zelf bouw. Ik streef naar een zo licht en toch zo sterk mogelijk board.’

A: ‘En je hebt daarvoor een geheel eigen techniek ontwikkeld, toch?’
B: ‘Klopt. Ik gebruik houtfineer constructief, in een sandwichconstructie.’

A: ‘Sandwichconstructie?’
B: ‘Dat houdt in dat de huid van het board niet alleen uit glas bestaat. De sandwich zit in de laagopbouw van de huid: glasweefsel-houtfineer-glasweefsel. De kern kan dan uit licht schuim bestaan. Het houtfineer is slechts een halve millimeter dik. Door gebruik te maken van een lichte schuimkern in combinatie met houtfineer, glas en epoxy, zijn mijn boards extreem licht en toch nog sterk genoeg. In Nederland ben ik op dit moment de enige die op deze manier bouwt.’

A: ‘Waarom denk je dat anderen het niet op deze manier doen?’
B: ‘Het is heel arbeidsintensief werk, bovendien is houtfineer een relatief duur product.’

A: ‘Andere shapers zijn overgestapt op een houten kern omdat schuim zo snel breekt. Waarom jij niet?’
B: ‘Vroeger brak er nog wel eens iets, maar sinds de sandwichconstructie is er nog geen board gebroken. Iets anders is dat ik mijn boards niet “hufterproef” hoef te maken zoals Jinne en Eddy. Zij zijn commercieel en geven garantie op hun boards. Bij mij is de garantie tot de voordeur.’

A: ‘Hufterproef?’
B: ‘Ja, mijn boards zijn voor op het water en niet om mee het strand op te varen. Of erger, over strekdammen en rotsen, tevens ben ik zuinig op mijn vinnen. Veel boards worden gesloopt met extreme powertricks. Ik ben meer iemand van de oldskool: hoog springen en vet golfrijden.’

A: ‘Zuinig op je vinnen?’
B: ‘Vinnen worden enorm onderschat. Het zijn de vliegers onder water. Als ze beschadigen beïnvloedt dat de vaareigenschappen wel degelijk.’

A: ‘Even terug naar het hout: waarom heb je gekozen voor deze dure, arbeidsintensieve manier?’
B: ‘In eerste instantie bouwde ik net als veel anderen een schuimkern met één kunststoflaag van glas, met in mijn geval rode epoxy. Red cookies zijn de voorlopers van de wooden cookies. Om sterker te kunnen bouwen ben ik gaan experimenteren met houtfineer. Ik heb een producent gevonden van mooi vlak en breed houtfineer. Hout is een eerlijk product. What you see, is what you get. Je kunt later weinig bijwerken of verdoezelen.’

A: ‘Kun je iets vertellen over de shape?’
B: ‘De boards waar ik de laatste vijf jaar aan heb gewerkt zijn mutants. Ik shape symmetrische boards omdat die uitermate goed aansluiten bij mijn wensen. Golfrijden en springen. Ik heb mijn voetbanden zo staan dat ik met wind van links goed sta, regular. Met een mutant hoef je niet te gijpen. Lekker makkelijk dus. Als je goofie bent en springt met wind van rechts, dan kun je de footpads omdraaien. Er verandert dan niets aan de vaareigenschappen van het board. Ik heb de ultieme mutant, aansluitend op mijn wensen, inmiddels gevonden. Er zijn er ongeveer veertig aan vooraf gegaan. Pas de laatste tien heb ik in hout gebouwd. Het board heeft een relatief brede ronde neus, een smalle kont en een maximale setback. Ik heb veel geëxperimenteerd met de setback (hoever de footpads naar achter geplaatst worden). Als de pads te ver naar achter staan, duikt de kont bij het terugvaren. Voor golfrijden is het prettig als je pads (en dus je gewicht) ver naar achter staan. Je kunt dan het maximale uit een golf halen. Het aantal vinnen is net zo bepalend. Ik heb gekozen voor drie vinnen achter en twee voor. Zo heb je optimale grip en kun je diepe en harde bottumturns maken.’

A: ‘Toch ben je nu aan eenwaveboard begonnen…’
B: ‘Klopt. Ik ben terug bij de directionals. Mijn mutant is voltooid. Tijd voor een nieuwe uitdaging. Met een directional kan je eerder varen. Dus met weinig wind toch heerlijk golfrijden. Een directional is moeilijker varen, fouten worden eerder afgestraft, omdat het board groter en stijver is. Bovendien moet je gijpen. Nu ben ik op zoek naar de ideale shape voor een lichtweer directional. Het is geen vervanging, maar een aanvulling.’

A: ‘Wat kan er allemaal verbeterd worden aan je eerste directionals?’
B: ‘De bodemlijn is nu redelijk in orde, niet te krom en niet te vlak, de outline lijkt redelijk veel op die van de mutant, echter iets breder en langer. Nu is het de truc om de juiste dikte, flex en raildikte te vinden. Het laatste boardje draaide lekker, maar stuiterde nog iets te veel. Ook de vinnen worden hierbij steeds belangrijker, aangezien je bij het golfrijden meer op je vinnen dan op de rails vaart.’

A: ‘Wat is de trend voor de komende paar jaar, denk jij?’
B: ‘Veel meer mensen stappen denk ik over op mutants of nemen er een boardje bij. Golfrijden is in opkomst. Bij directionals blijft het gijpen een hele kunst. Bovendien kun je met een mutant ook nog normaal landen na vette sprongen. Een ander iets zijn de vliegers. Ze worden steeds sneller en wendbaarder. Dit zal zijn weerslag hebben op het boarddesign. Boards moeten meekomen met de vliegers. Dat wordt een hoofdstuk apart.’ Eddy Lansink (20) studeert Industrieel Productontwerp en brengt sinds 2007 productie- en customboards onder de naam X-treme Kiteboards op de markt. Zijn eerste board bouwde hij toen hij veertien was uit interesse (en een klein beetje uit geldgebrek). Die honger naar kennis is nog lang niet gestild. Eddy experimenteert er nog steeds lekker op los.

Access: ‘Waar ben je op dit moment allemaal mee bezig?’
Eddy: ‘In samenwerking met Rolf van der Vlugt ben ik een speedboard aan het ontwikkelen. Daarnaast heb ik in samenwerking met Ruud Overwater een wave-freestylemodel ontwikkeld. Verder wil ik in 2008 weer echt inspelen op de Nederlandse markt. De twintips die we het afgelopen seizoen in productie hebben genomen, zijn het resultaat van zes jaar lang doorontwikkelen. Ze zijn speciaal ontworpen voor typisch Hollandse omstandigheden: een korte golfslag en chop. Mijn enige angst in 2007 was of de flextip, het flexibele neusje, het wel zou houden. Het is een uitvinding van ons en het moest zichzelf nog bewijzen. Er zit een speciaal soort kunststof in de flextip die voor die eigenschap zorgt. Gelukkig is gebleken dat het board zo juist sterker is geworden doordat de flex in de uiteinden de klappen absorbeert. De twintip hoeft dus alleen gefinetuned te worden. We hoeven niet meer te experimenteren met materialen. Er is geen enkel board gebroken. We werken met een houten kern, dan een glasweefsellaag met epoxy en tot slot de PBTtopsheet. Dat is een kunststoflaag die voor extra slijtvastheid zorgt en waarin tevens de graphics zijn opgenomen. Zo slijt de afbeelding niet van je board door krassen en schuurplekken.’

A: ‘Je zei net iets over een speedboard. Vertel eens.’
E: ‘Er zijn momenteel twee nieuwe disciplines in opkomst: speedkiten en waveriden. Daar spelen wij op in. Ten eerste het speedkiten. Om een goed speedboard te kunnen bouwen heb ik de hulp van een expert ingeroepen: Rolf van der Vlugt. Samen met Rolf heb ik ontdekt dat het zeer nauw luistert bij het speedkiten. Je merkt de kleinste verandering al heel duidelijk. Waar het om draait is een zo snel mogelijk board te maken. Dat is logisch. Je stuit daarbij op allerlei problemen. Je wil een stijf board, want het moet koersvast en snel zijn. Verder moet de outline heel recht zijn, maar het board mag niet duiken. De rail moet lang recht blijven, want je wil veel druk houden. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op een board dat asymmetrisch is. De tail vanaf de hiel is heel smal. Als het board tot de tail even breed is, krijgt de rider veel sneller verzuring, omdat er veel druk op het achterste been komt. Tevens remt een breder oppervlak waar het water overheen glijdt af. De nose is afgerond, tegen het duiken. De boards die we gemaakt hebben zijn tussen de 1,40 meter en 1,60 meter lang. Ook loopt de rockerline van het board nagenoeg helemaal vlak tot de voorste voet. Vanaf daar begint de rocker. Toen we het board achteraan helemaal vlak gemaakt hadden, kreeg de rider meer druk te verduren op zijn achterste been, waardoor hij uiteindelijk minder snel was dan op deze manier.’

A: ‘En het waveboard?’
E: ‘Ook hiervoor heb ik de hulp van een expert ingeroepen, Ruud Overwater. Ruud is al drie jaar met het board bezig en nu is het zover dat het op de markt gebracht kan worden. De ‘Wavetool’ is een wave-/freestylemodel met een houten kern. Het is 1,45 meter lang, 39 centimeter breed en 12 millimeter dik. Het heeft fliptips met releaseranden. Daardoor duikt het board minder snel in de golven. Ook is het board sneller doordat het water het board eerder los laat op een punt waar de rocker niet zo extreem is (als het water meer om moet buigen veroorzaakt dit drag en dus verlies van snelheid). Een flextip, die vooral flexibel is in de breedterichting, zorgt ervoor dat de vinnen meer negentig graden in het water blijven staan tijdens het carven. Dit veroorzaakt meer grip. Verder is het board afgewerkt zoals je van X-treme-boards gewend bent, dus met krasvaste topsheets en een ronde sidewall tegen harde impacts.’

A: ‘Stel, je zou iemand uit een andere technologie mogen raadplegen, wie zou je dan kiezen?’
E: ‘Iemand uit de ruimte- of scheepvaarttechnologie. Ik ben heel geïnteresseerd in aërodynamica, wil graag weten waarom bepaalde dingen werken zoals ze werken. Er is bijvoorbeeld discussie over de oppervlaktestructuur van je bodem en je vinnen. Moeten die glad of juist ruw zijn? De haartjes op een tennisbal bijvoorbeeld, zorgen voor een hogere snelheid en koersvastheid, omdat de grenslaag van de lucht op de bal langer vast wordt gehouden. Hierdoor ontstaat er minder turbulente lucht en dus een snellere bal. Ik wil zaken vanuit de wetenschap kunnen benaderen. Het is misschien niet heel relevant voor kiteboarden, maar ik wil het weten. Vliegtuigtechniek houdt zich voornamelijk bezig met weefsels. Dat is ook logisch, er komt een enorme druk op de vleugels te staan. Voor kiteboards is het al bewezen welke weefsels samen een sterk product vormen.’

A: ‘Tot slot. Wat is de uitkomst van de discussie over de oppervlaktestructuurvinnen?’
E: ‘Tja, dat weten we nog steeds niet. Het verschil is ook zo klein dat je het niet zult merken tijdens het kiten.’

 

Woord Marije den Breems
Beeld Maarten Huisman

 

 van